Friday 25 December 2009

Kerstverhalen

De leraar vertelt zijn leerlingen een verhaal dat de meeste van hen nog nooit gehoord hebben. Het speelt zich af in een land hier ver vandaan, lang, lang geleden. Het gaat over een arme man en vrouw, die ver moesten reizen, ook al had zij een baby in haar buik. Toen ze eindelijk aankwamen in het stadje waar ze moesten zijn was het laat en donker. En koud. Ze klopten aan bij verschillende herbergen, maar die waren allemaal vol. Uitgeput zochten ze hun toevlucht in een stalletje, dat ze moesten delen met een os en een ezel. Toen werd de baby geboren. Het was een bijzondere baby. Hij huilde niet, maar keek verwonderd om zich heen. Hij had grote bruine ogen. De ouders vroegen de os en de ezel of ze hun voerbak mochten lenen. Dat mocht, want de dieren begrepen ook wel dat hier iets bijzonders gebeurd was. Ze legden de baby in de voerbak, op een bedje van stro, en stopten hem lekker in. Het kindje viel in slaap, en de moeder ook. De vader, die niet echt de vader was maar wel die verantwoordelijkheid op zich nam omdat niemand wist wie en waar de echte vader was, hield de wacht. Hij zag niet dat er in de lucht boven het stalletje een grote, felle ster verschenen was.

In de heuvels buiten het stadje lag een groepje mannen te slapen, naast een kudde schapen. Een van de mannen was wakker. Hij moest moeite doen om zijn ogen open te houden, maar hij wist dat hij niet in slaap mocht vallen, want dan zou een hongerige wolf of een gemene rover zomaar een aantal van hun schapen kunnen stelen. Plotseling hoorde de man een geluid. Hij schrikte op. Het klonk niet als een wolf, maar als gezang. Heel mooi, hoog gezang. Langzaam kwam het dichterbij. De donkere hemel werd langzaam licht. De man was bang, en maakte zijn vrienden wakker. De lucht werd steeds lichter, het gezang steeds luider. Toen zagen ze het. Tientallen, misschien wel honderden engelen zweefden voor hen, en zongen van een baby'tje dat geboren was, hier vlakbij, in Betlehem. Dat baby'tje was gekomen om hun te leren hoe zij elkaar en anderen moesten liefhebben. De mannen hoorden het met open monden aan. Toen de engelen weg waren, gingen zij met al hun schapen terug naar het stadje, dat Bethlehem heette. Aan de hemel stond een heldere ster die ze nog nooit eerder hadden gezien. Toen ze bij het stalletje waren, begroetten ze de verraste ouders, en liepen naar de voerbak, waarin een baby'tje lag te slapen. Ze knielden voor hem neer.




Een jaar of drie geleden was de leraar zelf in Bethlehem. Hij was toen nog een student, en reisde met een aantal andere studenten. Om er te komen moesten ze door een poort in een grote betonnen muur. Soldaten met machinegeweren lieten hen erdoor, nadat ze hun paspoorten bestudeerd hadden. Toen ze door de poort waren, waren ze plotseling in een andere wereld. Later zou hij daarover het volgende schrijven:
De reis gaat naar Bethlehem, plaats van verbeelding waar het sneeuwde boven de herberg met het kindje in de kribbe en de os en de ezel en de herdertjes die bij nachte in het veld lagen en die ster zagen, de plaats waar bijna alle kerstliedjes over gingen, de plaats ook waar Asterix en Obelix ooit de nacht doorbrachten. Maar zoals wel vaker haalt de realiteit de romantiek in. Het huidige Bethlehem is een stad in Palestijns gebied, gegijzeld door de politiek van polarisatie. Het is van de hoofdstad en een deel van de ommelanden afgesneden door een hoge betonnen Muur, symbool bij uitstek van de moderne Israëlische apartheid. Met de laatste intifada en de bezetting van de Geboortekerk is het toerisme, belangrijke bron van inkomsten voor deze stad, ingestort, en dat trekt maar moeizaam weer aan. Gelukkig komt daar een groep Nederlandse studenten die voor honderden euro’s kerststalletjes gaat inslaan aangereden, alleen weten ze dat dan nog niet. Het passeren van een checkpoint blijkt, in tegenstelling tot wat alle wilde verhalen vooraf ons hadden doen geloven, helemaal niet zo moeilijk – maar dat zou ook verband kunnen houden met het feit dat onze bus vol zit met lief lachende blonde meisjes. Zelfs onze chauffeur, een Israëlische Palestijn die nog nooit aan deze kant van de groene lijn is geweest, mag mee. We rijden langs de Muur, die aan Israëlische zijde de tekst ‘Peace be with you’ draagt – o ironie. De Palestijnse kant daarentegen is beschilderd is met allerlei kunstwerken – van een grote enge slang die zo uit de geheime kamer van Hogwarts komt gegleden tot grappige trompe-l’oeuildoorkijkjes naar de andere kant – en natuurlijk met politieke graffiti. Als we het stadje binnenrijden worden we verwelkomd door de plaatselijke politie. We bezoeken de Geboortekerk, alwaar we zomaar een rondleiding krijgen aangeboden van een vriendelijke meneer. Wie de bouwkundige en historische details nog eens wil nalezen, consultere haar reisgids. Ik was zo vol van jeugdsentiment dat ik ze niet echt heb meegekregen. In dat kelderkamertje, op die plek op de grond waar die pelgrimjuffrouw een kus geeft, werd het kindje Jezus geboren. En in die nis daarachter stond de kribbe. O, nostalgie! Natuurlijk is het hier gebeurd! Netjes seculier opgevoede Aike wordt nu toch geraakt. Al die jaren kerstmis vieren is niet voor niets gebleken; als puntje bij paaltje komt ben ik toch stiekem wel een beetje christelijk, geloof ik. Ik kan het in elk geval niet laten om een kaarsje te branden en de boel daarboven even te bedanken voor deze mooie reis. Tja, en als onze vriendelijke onbaatzuchtige gids ons aan het einde van de rondleiding dan strategisch naar zijn winkeltje voert, kan ik het natuurlijk ook niet laten om een prachtige olijfhouten kerststal aan te schaffen. Ik ben niet de enige van ons die valt voor het fraaie houtsnijwerk, getuige de vele aankopen die gedaan worden.

Religieuze romantiek is leuk, maar de realiteit roept. Onze bus brengt ons naar Al-Khader, een plaatsje een paar kilometer verderop, alwaar wij een bezoek brengen aan de Hope Flowers School. Dit is een gemengde school (meisjes en jongens, moslims en christenen), gericht op vredeseducatie, het bevorderen van wederzijds begrip en democratie. In 1984 stichtte de in een vluchtelingenkamp opgegroeide Hussein Ibrahim Issa (1947–2000) het Al-Amal kinderopvangcentrum, waarna in 1993 het huidige gebouw in gebruik werd genomen door de Hope Flowers School. De stichter geloofde dat het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen alleen op een niet-gewelddadige manier opgelost zou kunnen worden, en dat onderwijs hierin cruciaal is. Tijdens zijn hoogtijdagen had de Hope Flowers School 600 leerlingen, van kleuter- tot middelbare schoolleeftijd. Sinds de tweede intifada gaat het echter een stuk slechter; als gevolg van geldgebrek wordt er geen les meer verzorgd op middelbare schoolniveau waardoor de school nu nog maar 250 leerlingen heeft, sommige kinderen uit vluchtelingenkampen zijn ernstig getraumatiseerd geraakt door het optreden van het Israëlische leger, uitwisselingen met buitenlandse en Israëlische scholen zijn heel moeilijk geworden en de armoede van veel kinderen en werkloosheid van ouders zijn verder toegenomen. Tot overmaat van ramp liggen op een steenworp afstand van de school de funderingen voor een Israëlische nederzetting, en het lijkt slechts een kwestie van tijd voordat de Muur verder gebouwd wordt – vlak langs de school, waardoor er een continue militaire aanwezigheid zal komen. Het bezoek aan de Hope Flowers School laat ons iets zien van wat het conflict concreet voor gevolgen heeft in dit gebied, en het is pijnlijk om te zien hoe een sympathiek en hoopgevend initiatief als dit onder dreigt te sneeuwen in militarisme en armoede. Internationale steun is er genoeg, maar de belangen van machthebbers komen niet altijd overeen met die van hen die vrede willen.

We krijgen een rondleiding door de school, koffie en koekjes, en kopen zelfgemaakte vaasjes en petten. Dan gaat de reis verder. We gaan terug naar Bethlehem, maar rammelen van de honger. Gelukkig heeft de jongen die bij ons in de bus was gesprongen om ons de weg te wijzen naar Al-Khader nog wel een neef met een restaurant. We verwachten ergens in een klein eethuisje terecht te komen, maar in plaats daarvan belanden we bij een gloednieuw hotel van God weet hoeveel verdiepingen, compleet met fontein en ballenbad en salsamuziek en een dakterras vanwaar wij een weergaloos uitzicht hebben over Bethlehem en het veld waar de herdertjes lagen en de onvermijdelijke Israëlische nederzetting. Ideaal voor huwelijksfeestjes. Wij houden het echter bij een zeer smakelijk broodje falafel en een flesje frisdrank. Daarna krijgen wij van onze genereuze reiscommissie zowaar nog een uurtje vrije tijd, die wij geheel naar eigen inzicht mogen besteden. Met enkele anderen bezoek ik de moskee aan het centrale plein. De meneer die ons ontvangt en rondleidt is zo vriendelijk om ons naar het uiterste topje van de minaret te leiden, en de ruimte te tonen vanwaar hij vijfmaal daags de oproep tot gebed de wereld in slingert. Het uitzicht vanaf de minaret over het plein en de Geboortekerk is fenomenaal. Vervolgens bezoek ik in het bezoekerscentrum een tentoonstelling met kerststalletjes uit alle hoeken van de wereld; een stalletje op poten uit Laos en levensgrote mandarijnen uit Hongkong en een Russisch paleisje en Afrikaans houtsnijwerk. Tot slot breng ik een bezoek aan de bijhorende boekwinkel, maar gelukkig heb ik geen geld meer want ik zou veel te veel hebben gekocht.
En gelukkig hebben we de foto's nog!


Bethlehem anno 2007

De Geboortekerk

De toren van de Geboortekerk

Het altaar op de plek waar de kribbe stond

De herdertjes lagen bij nachte in het veld. Hier, om precies te zijn, op Palestijns grondgebied, tussen de illegale Israëlische nederzettingen.

Palestijnse autoriteiten

Een kunstwerk op de Muur

Kerstmis in Nigeria

Kerstmis in Peru

Kerstmis in Laos


Kerstmis in Rusland

Terug naar het hier en nu. De leraar is klaar met zijn verhaal. Er wordt op de deur van het klaslokaal gebonsd, en 'hohoho' geroepen. Een Kerstman komt binnen met een zak cadeautjes - schattige maar nuttige plastic opbergmappen. De kinderen doen hun best Jingle Bells te zingen. De leraar verdwijnt naar de lerarenkamer, om even later terug te komen met drie grote pizzadozen en een aantal blikjes frisdrank. Als hongerige wolven storten de kinderen zich op de pizza's. De kleinste uk van de klas weet zes pizzapunten weg te werken. Een hele prestatie.

Kerstmis in Hanoi is een vrij seculiere aangelegenheid. Afgezien van de kerststal op het pleintje voor de kathedraal is er niets dat herinnert aan de religieuze betekenis van het feest. Kerstmanmutsen zijn daarentegen alomtegenwoordig. Sommige kleuters waggelen zelfs rond in complete kerstmanpakjes, inclusief broek, jas en glimmende zwarte laarsjes. Je kunt veel zeggen van de Hanoise nouveaux-riches, maar niet dat ze smaak hebben. Warenhuizen hebben levensgrote modellen van de Kerstman naast de ingang geplaatst, compleet met rendieren, kunstsneeuw en arreslee. Mensen verdringen zich om ermee op de foto te gaan - het concept 'rij' is het Vietnamese volk vreemd. Voor een van de warenhuizen staat een metershoge kerstboom, geheel opgetrokken uit lege Heinekenflesjes. Overal dreunen de houseversies van beroemde kerstliedjes - netjes afgewisseld met Last Christmas, natuurlijk.

Maar wie christendom zoekt, vindt het, ook in de socialistische heilstaat. In de balzaal van een vijfsterrenhotel komen de leden van twee internationale kerken samen om de kerstdienst te vieren. De evangelische club heeft zijn stempel iets nadrukkelijker op de dienst weten te drukken dan de oecumenische. Een paar opwekkingsliederen hebben zich een plek tussen de kerstliedjes weten te veroveren. Away in the Manger wordt gezongen in een onbekende melodie. En een Nederlandse voorganger mompelt een weinig inspirerend verhaal over dat we niet alleen de geboorte van Christus moeten vieren, maar toch vooral ook aan diens naderende Wederkomst moeten denken. De film 2012 wordt nog even vergeleken met het Bijbelboek Openbaring, maar dan is het gelukkig voorbij, mogen de kaarsjes aan en wordt er, godzijdank, Silent Night gezongen.

De kerkdienst viel weliswaar tegen, het kerstdiner deed dat gelukkig niet. Vooraf werd een cocktail geserveerd van krab en pomelo, gegarneerd met dille. Dat werd gevolgd door een romige, licht pittige soep van wortel en pompoen, geserveerd met verse koriander en brood. Het hoofdgerecht bestond uit een verrukkelijk stuk zalmfilet met een sausje van Japanse sojasaus, knoflook en sinaasappel. De bijgerechten waren gebakken aardappeltjes, en een salade met tomaten, opnieuw pomelo en cashewnoten. Het dessert bestond uit kokosijs met pitaya, sinaasappel en vers geklopte room. Bij dat alles dronken zij een prima Hongaarse chardonnay.

Vrolijk kerstfeest.

Tuesday 8 December 2009

Goede dingen


Aan uitdagingen hier geen gebrek, zo had u inmiddels begrepen. De corrupte en ondoordringbare bureaucratie, de geïnstitutionaliseerde xenofobie, de geluidsoverlast en de luchtvervuiling raakten me direct, en zorgden voor onrust, frustratie en vermoeidheid. Geduld bewaren was nooit mijn sterkste punt, schouders ophalen over onrechtvaardigheid evenmin - wat dat betreft leer ik hier een paar belangrijke lessen.

Als u alle verhalen zou lezen die ik de afgelopen negen maanden heb geschreven, zou u zomaar de conclusie kunnen trekken dat Vietnam in meerdere opzichten een uitermate onplezierig land is om te wonen. Dat spijt mij oprecht. Liever had ik u een beeld geschetst van een prachtig land met een rijke cultuur, en een optimistische, veerkrachtige en gastvrije bevolking; een dynamisch land dat zijn tradities koestert, en ze moeiteloos verenigt met de zegeningen van de moderniteit; een socialistisch paradijs waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen; enzovoorts. Maar helaas, ik doe niet aan propaganda, en mijn indruk van het land is een andere.

Schrijven over dingen die mij kwaad maken is voor mij even belangrijk als schrijven over dingen die mij inspireren. In Vietnam zijn er meer dingen die mij kwaad maken dan dingen die mij inspireren. Dat neemt niet weg dat in de tijd dat ik hier woon, ik een sterke band met dit land heb opgebouwd. Behalve Nederland en Japan is er geen land ter wereld waarmee ik mij zo verbonden voel. Het is heel simpel: zou Vietnam mij koud laten, dan zou haar falen me niet zo kwaad maken.

Ik zou zo graag willen dat Vietnam haar potentie zou waarmaken; dat het zich zou ontwikkelen tot een land met een actieve civil society, persoonlijke vrijheid en transparante besluitvorming; dat het zich zou ontwikkelen tot een moderne, groene economie; dat het de lessen van Marx over de gevaren van de vrije markt zou afstoffen; dat het de kwalijke neveneffecten van massatoerisme beter zou bestrijden. De realiteit is het tegendeel.

Maar goed, geen enkele beschrijving van de realiteit is objectief. Als schrijver kan ik kiezen waar ik over schrijf, en hoe ik dat beschrijf. Dus ik ga het dit keer voor de verandering eens niet hebben over de bureaucratie. Ik ga het ook even niet hebben over milieuvervuiling, sociale ongelijkheid of de nieuwste grillen en luimen van het regime. Ik ga het zelfs niet hebben over nationalistische mythen en vooroordelen. Die stokpaardjes blijven vandaag op stal. Het is tijd voor wat tegengeluiden.


I. Lerarendag

Vietnamezen hebben weliswaar geen lange vakanties, aan feestdagen is geen gebrek. Naast de officiële nationale feestdagen, waarop de meeste mensen vrij zijn, is er een flink aantal speciale dagen, waarop steeds een andere groep mensen in het zonnetje wordt gezet. Die dagen worden door bijna iedereen serieus genomen en gevierd. Zo was het een maand of twee geleden nationale vrouwendag, en de bloemenverkopers en restauranteigenaars deden goede zaken. En twee weken geleden was het nationale lerarendag. Scholieren en studenten bezochten hun (oud-)leraren en docenten, gaven ze bloemen en chocolade, en bedankten ze voor het onderwijs dat ze van hen gekregen hadden. Veel volwassenen deden hetzelfde. Zo belde mijn verloofde enkele van haar favoriete oud-docenten op om ze te feliciteren met lerarendag, en te vertellen over haar huidige bezigheden.

In Nederland is het vrij ongebruikelijk om leraren te bedanken voor hun werk. Weinig scholieren en studenten realiseren zich hoeveel ze aan hen te danken hebben. Weinig volwassenen ook, trouwens. Onderwijs wordt gezien als een vanzelfsprekendheid, een recht. Gemopper is standaard, complimenten aan leraren zijn schaars. Ik denk met schaamte terug aan de bewoordingen waarin wij als middelbare scholieren over sommige van onze leraren plachten te spreken. Ze verdienden bepaald geen schoonheidsprijs. Toegegeven, ik heb tijdens mijn jeugd de nodige slechte leraren de revue zien passeren. Maar ook slechte leraren verdienen het met respect behandeld te worden. En zelfs de goede leraren werden maar zelden bedankt voor bewezen diensten.

Een dag waarop de (oud-)leraar in het zonnetje wordt gezet, het is helemaal niet zo'n gek idee. Nou, vooruit dan, omdat goed voorbeeld doet volgen. Mocht iemand van jullie heel toevallig deze woorden lezen:

Bedankt juf Bea, voor de allereerste lessen op de basisschool, voor al het reken- en taalonderwijs, en voor de eerste woordjes Engels. Bedankt juf Joke, voor de geweldige werkweken en musicals. Bedankt meester Smit, voor het verhaal van Jan van Schaffelaar. Bedankt mam, voor je geschiedenislessen. Bedankt Kees, voor je lange handgeschreven rapporten, je oprechte betrokkenheid, en voor het feit dat je bij deze alfa pur sang de interesse voor schei- en natuurkunde wist aan te wakkeren. Bedankt Mirjam, voor de twee jaren waarin je mijn mentor was, en de eerste woordjes Frans. Bedankt Ellen, dat je je liefde voor de Duitse taal met me wist te delen (Der arme Affe Balthasar ass an einem Abend achtundachtzig Bananen!) - tot en met de naamvallen aan toe. Bedankt Hilbrand, dat we zoveel boekverslagen mochten schrijven, en dat je mijn columns serieus nam. Bedankt Roel, voor je hulp toen ik een jaar wilde overslaan, en je prima geschiedenislessen. Bedankt Margreet, voor het nuttige drillen en voor de geweldige literatuur die je me liet lezen (Kristof, Ionesco, Beckett). Bedankt Jane, voor het project over ruimtelijke ordening op het provinciehuis, dat me op een congres in Edinburgh deed belanden. Bedankt Cora en Richard, voor alle waardevolle toneellessen en gesprekken. Bedankt Ryoko-sensei, Kunimori-sensei, Tjoa-sensei en Tsujimura-sensei - dankzij jullie beheers ik de Japanse taal. Bedankt Wim, Heleen, Wim, Ab, Wim en Rico, voor jullie boeiende colleges in de godsdienstwetenschappen. Bedankt Tim, voor die prachtige filosofieuren daar in Tokyo. Bedankt Lucia, Cosimo en Sîan, voor jullie inspirerende mastercolleges. Bedankt, al die andere leraren en docenten, die ik in deze alinea niet bij name genoemd heb omdat ik anders wel bezig kan blijven, maar die ik eveneens dankbaar ben voor wat ze me gegeven hebben.

Als je mij tien jaar geleden verteld had dat ik later aan kinderen Engelse grammatica zou doceren, had ik je raar aan gekeken. Engels was nooit mijn favoriete taal, en lesgeven leek mij een verschrikkelijk vak. Maar het kan raar lopen in het leven. Ik werk inmiddels toch als leraar Engels - in Vietnam, of all places - en ik scoor nog een ruime voldoende ook. En dus mocht ik persoonlijk ervaren hoe het is om in het kader van lerarendag in het zonnetje gezet te worden.

Het was een donderdagavond, de avond waarop ik les geef aan een groep volwassenen. Een leuke groep, al is niet iedereen even serieus, en verschillen de niveaus onderling nogal. Ik was al begonnen met de les, toen een van mijn studenten binnenkwam met een prachtige, geurige bos bloemen. Namens alle studenten feliciteerde hij mij met lerarendag. Ik werd er verlegen van. Tijdens de pauze werd even later een imposante chocoladetaart tevoorschijn getoverd, waar we met zijn allen van smulden. Meestal ga ik tijdens de pauze naar de lerarenkamer voor een kop koffie, maar vandaag bleef ik gezellig in het klaslokaal.

Vervolgens stelden mijn studenten voor om het tweede deel van de les te laten voor wat hij was, en gezamenlijk ergens te gaan eten. Iedereen stemde in, dus voor deze keer stopten we een uurtje eerder. We gingen naar een restaurantje aan een van de vele meertjes die deze stad rijk is, en binnen de kortste keren stonden de tafels vol met grote schalen waterslakken en schelpdieren. De slakken liet ik aan de anderen, maar de schelpdieren smaakten me prima. Ook werd een fles Vietnamese wodka geopend - en geledigd, binnen een uur, want alcohol is hier een belangrijk smeermiddel voor sociale contacten. Wat dat betreft lijkt Vietnam op Japan: nogal wat sociale rituelen draaien om de rappe consumptie van aanzienlijke hoeveelheden alcohol. De wodka smaakte meer naar koude koffie dan naar echte wodka, maar was wel zo sterk. Gelukkig hielden we het bij één fles. We moesten nog rijden, per slot van rekening.

Thuisgekomen deed ik de bloemen in een fles water, en zette ze in de woonkamer. Ze verspreidden een heerlijke zoete geur.


II. Groente

Leven in Vietnam is nou niet bepaald goed voor je gezondheid. Over de luchtvervuiling hebben we het al gehad. Maar laatst las ik dat ik al maandenlang grote hoeveelheden ammonia en nitraten consumeer, omdat het grondwater daar hier mee vol zit. Je wilt niet weten wat er hier allemaal nog in de grond zit van het gif dat de Amerikanen over het land hebben gesproeid, en van de vervuilende industrieën die rustig hun gang kunnen gaan, niet gehinderd door enige milieuwetgeving. Tot overmaat van ramp worden gewassen gul met grote hoeveelheden gif bespoten.

Maar gelukkig zijn er mensen die roepen in de woestijn, en aandacht vragen voor milieuproblematiek. Of het veel zoden aan de dijk zet is de vraag, maar het is een begin. Zo las ik ergens dat er zelfs in Hanoi inmiddels een critical mass georganiseerd wordt (een protestactie waarbij een groep fietsers de straten terugclaimt), en ik ontmoette iemand die werkte voor een Australische NGO die zich richt op milieueducatie. Maar wat me echt blij maakte was een initiatief, opgezet door een andere NGO met steun van, opnieuw, de Australische regering, dat boeren in de omgeving van Hanoi aanmoedigt hun groenten op biologisch verantwoorde wijze te verbouwen, en deze groenten vervolgens aan de man/vrouw probeert te brengen. Zodoende kunnen wij nu wekelijks voor nog geen twee euro een zak met drie kilogram onbespoten groente afhalen.

Het nadeel van zo'n groentepakket is dat er dingen in zitten waarvan je geen idee hebt hoe je ze moet bereiden. (Het voordeel is dat er dingen in zitten waarvan je geen idee hebt hoe je ze moet bereiden, zodat je weer nieuwe dingen kunt leren - dat ook.) Maar gelukkig zitten er ook bekende groenten in. Vorige week werden we verblijd met een vijftal fraaie kleine aubergines. Toevallig had ik ook net ergens een zakje Indiase kruiden op de kop getikt. Kurkuma, komijn, kardemom, u kent het wel - en als u het niet kent, doet u er goed aan het te leren kennen.

Aubergine masala! Zo deed ik het, ongeveer: uitje, pepertje, knoflook fruiten; halve schijfjes aubergine erbij, vijf minuutjes bakken. Dan in zo'n mooie kleien pot of zware braadpan een paar tomaten, in blokjes, laten smoren; blik kikkererwten erdoor; andere groenten ook erbij; het geheel nog zo'n tien, vijftien minuten op zacht vuur laten pruttelen. Kruiden naar smaak. Serveer met verse korianderblaadjes. Bijgerechten: gele rijst (een beetje kurkuma meekoken, en voilà) en raita (komkommer, yoghurt, verse munt als je wilt: peper en komijn naar smaak toevoegen, en eventueel een beetje honing). Gebakken aardappelblokjes met paprikapoeder en verse koriander smaken er ook erg lekker bij. Eet smakelijk!


III. Kou

Een paar weken geleden was het nog zo'n vijfentwintig à dertig graden Celsius. Maar van de ene op de andere dag sloeg het weer om, en zakte het kwik vijftien graden. Daar waren we niet op bedacht. De eerste dagen waren weinig aangenaam. Ik begreep plotseling waarom je in koude Europese landen zo weinig scooters en motorfietsen op straat ziet, zeker in de winter. De koude wind blies door mijn overhemd als ik reed, en dus droeg ik er ook maar een hemd, een t-shirt, een trui en een colbertje bij. De dunne balkondeuren van ons oude appartement bleken niet alleen slecht bestand tegen herrie; ook de kou wisten ze niet buiten te houden. Douchen was een hel, met dat dunne straaltje en het glasloze raampje. Opportunistische ziektekiemen zorgden voor keelpijn en verkoudheid.

Maar na een paar dagen begon het te wennen. De lucht bleek een stuk frisser dan voorheen. Ik kon weer ademen, en hoefde niet langer met een masker voor mijn neus rond te rijden - buiten de spits, ten minste. En omdat ik verschillende nieuwe appartementen bezichtigde, reed ik behoorlijk wat rond. Ik ontdekte de rustige weggetjes rond het Westmeer, trendy maar rustig en relatief schoon, en mijlenver verwijderd van de drukte van oudere stadsdelen. Ik genoot van het uitzicht en van de frisse lucht, die vol was van nieuwe geuren. Het rook naar Japan in de winter. De koude lucht langs mijn wangen bracht herinneringen boven van skivakanties, lang geleden.

Hanoi had een nieuw gezicht.


IV. Het nieuwe huis

Het was even zoeken. Gelukkig hadden we een paar weken de tijd, maar het feit dat ik hele weekends moet werken maakte het moeilijk om gezamenlijk serieus op huizenjacht te gaan. Een luxe appartement of villa is in Hanoi eenvoudig te vinden - er staat ongelooflijk veel leeg - maar een eenvoudig flatje is een ander verhaal. Dat wil zeggen: een klein gemeubileerd tweekamerappartement kost al gauw vijfhonderd dollar, zeker als het verhuurd wordt aan een of meerdere buitenlanders. Een niet onaanzienlijk bedrag, wanneer je de salarissen hier in ogenschouw neemt. Een groot gedeelte daarvan verdwijnt in de zakken van de makelaar, niet in die van de huiseigenaar.

Maar goed, we moesten weg van waar we zaten, zoveel was duidelijk. Dan maar meer huur betalen. Ik had gelukkig een tweetal aardige appartementjes gezien - niet al te groot, maar rustig en netjes - en we stonden op het punt een van de twee te kiezen, toen een collega van Nhung vertelde over een woning bij haar in de straat, die verhuurd zou worden. Een familie daar had een aantal jaar geleden twee huizen gebouwd, naast elkaar, en had nu besloten een van de twee te verhuren. Omdat er geen huisjesmelker tussenbeide kwam was de huur laag - tweehonderd euro, om precies te zijn, voor een heel huis, deels gemeubileerd. Te mooi om waar te zijn.

Maar het was waar. Het is een smalle, maar hoge woning. Op de begane grond is een halletje, een toilet en een ruime keuken met eetkamer. Naar een tweedehands eettafel en stoelen zijn we nog op zoek. Op de eerste verdieping is een kleine woonkamer, met een lekkere bank en internetaansluiting, een ruime badkamer en een slaapkamer met tv en airconditioning. Op de tweede verdieping bevindt zich nog een kamer, waarin een fraai altaar staat voor een lokale god, en een logeerbed (ergo: als u er geen bezwaar tegen heeft uw kamer te delen met een god, bent u van harte welkom om bij ons te komen logeren), alsmede een tweede badkamer, waarin een wasmachine moet komen te staan. Ook is er een ruim balkon, waar we lekker kunnen zitten als het over een paar maanden weer wat warmer is.

Waarom zo goedkoop? Ach, niet alles is even netjes afgewerkt en opgeruimd, niet alle lampen werken. Daarnaast bevindt het huis zich tamelijk ver van het centrum van Hanoi. Een paar honderd meter van hier is weliswaar het Westmeer, waaraan vele dure appartementen en villa's liggen, en waar veel expats wonen. Maar wij wonen net aan de andere kant van de dijk die tussen het Westmeer en de Rode Rivier loopt, in de wijk Nhật Tân, waar weinig buitenlanders wonen en geen hippe restaurantjes zijn. De buurt lijkt mijlen verwijderd van de drukte en moderniteit van de grote stad. Je waant je op het platteland. In de uiterwaarden, een paar honderd meter van hier, worden groenten verbouwd, die in de lokale markt verkocht worden naast de dode kippen en honden. Nhung en ik zijn allebei blij met deze plek: zij omdat het dichtbij haar werk is (in een van die dure villawijken), ik omdat het hier een stuk rustiger is, en we niet meer midden in de stad wonen.


Grotere kaart weergeven


V. Werk en PhD

Eerlijk is eerlijk: ook een iets duurder appartement had ik me wel kunnen veroorloven. Een paar dagen geleden kreeg ik mijn eerste volledige maandsalaris, en dat loog er niet om. Ik waande mij een multimiljonair. Sterker nog: ik was plotseling een multimiljonair. Nu is dat in Vietnam niet zo moeilijk, daar een miljoen dong een waarde heeft van ongeveer veertig euro, maar toch. Er is in elk geval even geen reden meer om ons zorgen te maken over geld, en elk dubbeltje drie keer om te draaien.

Ik heb er hard voor gewerkt. Bijna elke klas die mij werd aangeboden nam ik aan, niet alleen vanwege het geld, maar ook omdat ik een goede indruk wilde maken. Het vervelende gevolg is wel dat ik op zaterdag en zondag nu zes dagdelen les geef, waardoor we nauwelijks tijd hebben om samen eens te gaan winkelen, uit eten te gaan, of een concert te bezoeken. Dat heb ik natuurlijk aan mezelf te wijten. Nee zeggen is een vaardigheid die ik niet bijzonder goed beheers. Naar mijn werkgever stappen met de boodschap dat ik niet meer 's weekends les wil geven zou niet alleen slecht zijn voor mijn goede naam - daar kom ik wel weer overheen, gezien het huidige lerarentekort (dat het gevolg is van de grillen van de regering waarover ik het, beloofd is beloofd, verder niet zal hebben). Belangrijker is dat ik behoorlijk gek ben op de kinderen die ik op zaterdag en zondag les geef, 's ochtends en 's middags (bij de groep die ik 's avonds les geef ligt dat even wat gecompliceerder, maar ook daarvoor voel ik mij verantwoordelijk), en dat ik hen eigenlijk niet in de steek wil laten.

Mijn positieve houding en goede lesgeven zijn niet onopgemerkt gebleven. Ik ben gevraagd voor een intensieve cursus Engels aan een groep juristen, overdag op drie doordeweekse dagen, voor een hoger uursalaris. Ik heb natuurlijk ja gezegd. Het betekent wel dat ik niet zo gek veel vrije tijd meer heb, maar de dollars gaan even voor. Ik merk tot mijn schrik dat ik het aloude adagium 'je moet werken om te leven, niet andersom' met voeten aan het treden ben. Ik voel me schuldig wanneer ik een dag of weekend vrij neem - niet alleen omdat ik dan, lieve hemel, een 'dief van mijn eigen portemonnee' ben, maar ook omdat ik het gevoel heb dat ik dan mijn morele verplichtingen jegens mijn werkgever en leerlingen niet nakom. Ik ben, kortom, een tikje te calvinistisch.

Ik mag niet klagen over mijn werk, of over de school waarvoor ik werk. Het is een van de topscholen in Vietnam, het salaris is prima, de voorzieningen zijn goed en ik heb de vrijheid mijn lessen naar eigen inzicht vorm te geven. En toch knaagt er iets. Het bewustzijn dat ik niet aan het doen ben wat ik zou moeten doen, misschien. Het gevoel dat dit niet mijn bestemming is, dat ik een andere weg moet inslaan. Een zeker gevoel van urgentie.

Paradoxaal genoeg was het juist een e-mail van een docent die slecht nieuws bracht - hij had niet de subsidie gekregen waarop hij gehoopt had - die mij aanmoedigde om het lot in eigen hand te nemen, en gewoon maar eens een handjevol professoren te mailen en te vragen om advies. Ze gaven me veel waardevolle, soms tegenstrijdige, suggesties. Al mailend en surfend kwam ik langs een nieuwe promotieplaats, aan een universiteit waar ik al eerder gesolliciteerd had, in een stad in een land waar ik toch wel heel erg graag zou willen wonen. De deadline was al snel, heel snel; ik had drie dagen de tijd. Ik las en schreef als een gek. De adrenaline gierde door mijn lichaam. Ik genoot.

Maar laat ik de huid van de beer dit keer eens niet verkopen voordat ik het dier geschoten heb. Ik had al vaker valse hoop. Ik zal dus verder niet al te uitgebreid ingaan op het onderzoeksvoorstel dat ik dit keer geschreven heb. Maar hoe dan ook heb ik wel weer meer vertrouwen dat ik ergens een mooie promotieplaats zal vinden - zo niet nu, dan wellicht in de loop van het volgend jaar. Ik realiseer me ook dat het belangrijk is dat ik onderzoek kan doen in een gebied waar ik later in verder wil. Met andere woorden: ik moet ook rekening houden met mijn verdere carrière. Dan maar wat langer wachten, als dat nodig is.

Het is in elk geval goed te weten waar je hart ligt. En daarnaar proberen te luisteren. Er is beweging.


VI. Sinterklaas

Tot slot: wie had dat gedacht, dat de oude man helemaal naar Vietnam zou komen! Met twee dagen vertraging, weliswaar, maar daar doen we niet moeilijk over. Het was een mooi feestje, gisteravond. We vierden de verjaardag van de goedheiligman samen met twee vrienden, Simon en Hien, een ander Nederlands-Vietnamees stel. De Sint gaf de gangbare nuttige en leuke dingen: boeken, sokken, geurkaarsen, drank, douchegel, een vaas, serviesgoed, marsepein en chocolade. En natuurlijk waren er mooie gedichten: in het Nederlands, in het Engels en, zowaar, in het Vietnamees. Dank u, Sinterklaasje!

http://pimsep.files.wordpress.com/2009/11/sint.jpg